Marcus King is een fenomeen in de gitaarwereld. Hij was al fulltime-muzikant toen hij nog leerplicht had en wordt nu - nog maar net 24 jaar - al op handen gedragen door de groten der aarde. Musicmaker belde met deze legende in de dop en sprak over de opnames van zijn meest recente album, het geheim achter zijn vermaarde toon en de hoogtepunten van zijn nog prille carrière.
Fotografie: Fotono Photography
De wereld lijkt heden ten dage minder met gitaargoden bedeeld te zijn dan, pak ’m beet, enkele decennia geleden. Toch daalt er eens in de zoveel tijd nog eentje vanuit het firmament neer die de oren en harten van een grote groep weet te vangen. Marcus King lijkt uit die klei te zijn geboetseerd. Zijn wervelende gitaarspel is niet de enige attractie: ook zijn stem en songwriting-skills doen hoofden in bewondering omdraaien. Dat alles gebundeld in het lichaam van een verbluffend jonge anti-ster en een fenomeen is geboren. Ook Nederland en België bleven niet onberoerd. Zijn optredens in Paradiso en Ancienne Belgique waren strak uitverkocht en deze zomer zou hij wederkeren op onder meer Pinkpop en Rock Werchter.
Toevlucht
Veel van zijn idolen mag hij nu tot zijn vriendenkring rekenen, maar tijdens zijn jeugd lagen vrienden minder voor het oprapen. Hij groeide op in Greenville, South Carolina en het sociale contact dat hij had, was voornamelijk met zijn directe familie. Wel was het een hele muzikale familie. Vooral zijn vader en grootvader - beiden gepassioneerde gitaristen - werden zijn rolmodellen en leraren. Al vanaf heel jongs af aan werd muziek een toevlucht voor het getalenteerde maar vaak eenzame buitenbeentje. Tijdens zijn tienerjaren ging hij jazzgitaar en jazztheorie aan de lokale kunstacademie studeren om zijn muzikale leergierigheid te stillen.
In 2013 richtte hij The Marcus King Band op - hij was toen zeventien jaar - en de band stoomde zich door vier avonden per week in lokale kroegen te spelen klaar voor hun eerste album, Soul Insight uit 2015. Het was direct een staalkaart voor de volgende twee albums; bluesy southern rock met een soul zoals die van The Black Crows, met hier en daar wat jazzy uitspattingen zoals je die bij The Allman Brothers Band ook weleens hoorde. Zijn meest recente album, El Dorado, bracht hij afgelopen januari uit onder zijn eigen naam (zonder zijn band). Die plaat werd door niemand minder dan The Black Keys-frontman Dan Auerbach geproduceerd, die minder focus op gitaargeweld legde en des te meer op de songs en Marcus’ stem.
Hoe kwamen Dan Auerbach en jij met elkaar in contact?
‘Op een dag werd ik gebeld door mijn management met de mededeling dat Dan Auerbach me wilde ontmoeten om songs te schrijven. Ik zei: “Holy shit!” Ik ben ontzettend fan van wat hij doet en had toevallig een paar dagen geen optredens. Ik wijzigde direct m’n plannen en ben naar Nashville gevlogen, waar hij woont en een studio heeft. Er was een grote muzikale klik - we schreven direct een paar nummers - en we werden ook hele goede vrienden.’
Hoe is het om met Dan in de studio te werken?
‘Fantastisch. Ik hou van zijn energie en werkwijze. Hij zorgt er met humor voor dat iedereen zich op z’n gemak voelt, maar is tegelijkertijd zeer toegewijd. Hij heeft een duidelijke visie en weet het overzicht te bewaren. Hij houdt er niet van om onnodig tijd te verspillen. Als iets niet wil lukken of te lang duurt, gaat ie op zoek naar een andere route of verder met het volgende nummer.’
Het hele interview met Marcus King lezen en nog heel veel andere interessante artikelen voor muzikanten doorspitten? Bestel Musicmaker #477, juli/augustus 2020 (tot 10 september zonder verzendkosten én zonder verplichtingen) hier!